Bewoners aan het woord
Ieder mens is anders en uniek, hieronder vindt u verschillende portretten van (wijk)bewoners, waarin onze kernwaarden, eigenheid en veiligheid voorop staan.
Een voorliefde voor structuur
In een beschilderde papyrus herkende mevrouw Tekenbroek begin jaren tachtig haar voorliefde voor symmetrische vormen, zoals de oude Egyptenaren die tot in de perfectie beheersten. Het vormt het startpunt van een verdere ontdekkingstocht naar het mystieke rijk van weleer. Maar het appelleert ook aan de manier waarop mevrouw Tekenbroek zelf graag te werk gaat: systematisch, grondig en gedegen. Zo vormt de beschilderde papyrus, die zij destijds voor zichzelf kocht, meer dan een leuke herinnering aan een boeiende reis alleen. De prent staat ook metafoor voor een levenshouding waar ze in haar werkzame leven regelmatig op terug kon vallen.
Een fascinerende reis
Tijdens een indrukwekkende rondreis door Egypte raakt mevrouw Tekenbroek gefascineerd door dit land met zijn geschiedrijke achtergrond. Door de tijden heen waren vele mensen haar al voorgegaan. Net als zij hebben ze aan de oever van de Nijl gestaan en uitgekeken over de rivier die moeiteloos voortmeandert. Dwars door het woestijnlandschap dat zich aan weerszijden van het water, met zijn vruchtbare oevers, uitstrekt. Mevrouw Tekenbroek vertelt hoe deze ervaring een blijvende indruk op haar heeft achtergelaten. “De oude cultuur en het dagelijks leven van de Egyptenaren die hier duizenden jaren hebben geleefd, spreken mij aan. Het is vooral de logische manier van leven en denken van deze oude Egyptenaren die mij aantrekken in hun. De papyrus groeit hier al sinds mensenheugenis met de voeten in het water van de Nijl. Ik vind het fascinerend dat het procedé van papyrusrollen maken zo’n 5000 jaar bestaat. Hoe men al zo lang geleden stengels van deze tropische oeverplant in stukjes sneed, deze vervolgens met meelpap bestreek en droogde om er een geheel van te maken. Tot op de dag van vandaag worden papyrusvellen nog steeds op deze manier gemaakt.”
Magische aantrekkingskracht
“Toen ik het souvenirwinkeltje langs de rivier binnenstapte, zag ik dat er vooral rommel te koop werd aangeboden. Het winkeltje zelf was eigenlijk ook in een gammele toestand en de mensen hingen er wat in de schaduw op banken omheen. Ik had ook niet de verwachting hier iets van mijn gading aan te zullen treffen. Toch werd mijn blik bij binnenkomst direct getrokken door een prachtig beschilderd papyrusvel en mijn nieuwsgierigheid was gewekt door de intense kleuren en de symmetrische vormen.”
“Het was beeldig geschilderd, een tafereel uit een Koninklijke cultuur. Ik stel me zo voor dat het gaat over een prins en een prinses op huwbare leeftijd. Ik heb het mezelf cadeau gedaan en sindsdien hangt het thuis aan de muur. Het heeft in mijn vorige huis altijd in de gang gehangen. Op deze wat donkere plaats is het altijd goed geconserveerd en zijn de kleuren, ook dertig jaar later, nog heel goed bewaard gebleven.”
Orde in de chaos
De voorliefde voor symmetrie van de oude Egyptenaren herkende ze ook in haar manier van werken zoals ze dat in haar jongere jaren graag deed. Nadat Joke Tekenbroek in Groningen de middelbare school had doorlopen, trok ze rond haar twintigste jaar naar Amsterdam. Hier volgt ze diverse studies op het gebied van kinderpsychologie en orthopedagogie. Aansluitend komt ze in Groningen te werken als hoofd van een kinderdagverblijf. Het is in de periode waarin de sociale revolutie van de jaren zestig en zeventig op gang komt en een bijbehorende eigen kijk op de maatschappij zijn opmars maakt. “Ik trof bij dat kinderdagverblijf een chaotische boel in een afgeleefd gebouw aan. Dat betekende soms twaalf uur per dag werken om ervoor te zorgen dat alles in het gareel kwam. Je moet een transparant systeem hebben, anders valt de hele organisatie uit elkaar. Ik heb daarom ook mijn best gedaan om er systematiek in aan te brengen om orde in de chaos te kunnen scheppen. Deze manier van werken kreeg ik al vroeg mee.
Ook op de universiteit had ik geleerd systematisch te werken en gedegen onderzoek te doen. Het is voor kinderen belangrijk dat er een systeem is waar ze houvast aan hebben. Daar moest ik me ook voor inzetten in het kinderdagverblijf. Het was in de tijd van de hippies en die kwamen als ouders van de kinderen zo met hun eigen ideeën en soms met de meest vreemde voorstellen. Als hoofd van het kinderdagverblijf lag de antiautoritaire gang van zaken mij niet zo. Ik was er dan ook stellig in: ‘dat gebeurt hier niet!’.“
“Ik zoek het graag in de logica. Daar kun je op terugvallen en het zorgt ervoor dat het niet ontaardt in chaos. Dat kan ik ook terugvinden in de culturen van de oude Egyptenaren. Het hebben van orde en een bepaalde structuur geeft een gevoel van gemeenschap en identiteit. Het geeft ook een zekere rust.“
Nader onderzoek
Sinds haar aankoop van de papyrus heeft mevrouw Tekenbroek veel gelezen over de Egyptische cultuur van weleer. Over de hoge ontwikkeling van het volk, over de Nijl en over de piramides die zo nauwkeurig wiskundig werden berekend. Maar ook de geometrie, de meetkunde en de filosofie van de oude Egyptenaren hebben sindsdien in het bijzonder mijn aandacht. "Dat schematische in hun leven en denken spreekt me aan. Er zit een logica en een structuur in. Dat zie je in de bouwkunde, maar ook bijvoorbeeld in de opbouw van hun leger destijds. Ook kunst werd meer met de hersens gemaakt dan met het gevoel. Het was een fascinerende tijd."
Een onverwacht verkregen aandenken
Zacht najaarslicht strijkt over de ruwe wand van een lichtbruin aardewerken kruikje. Het is niet veel groter dan circa vijftien centimeter. Ongeveer vijftig jaar geleden trof hij het aan in een zogenaamde stenenkist aan boord van een baggermolen. Trots laat hij ons zijn aanwinst zien. ‘Uit de rivierklei van de Beneden-Merwede bij Dordrecht’, zo begint hij zijn verhaal. Het waarschijnlijk uit de 17e of 18e eeuw stammende kruikje zou volgens deskundigen wel een plaatsje in een tentoonstelling of museum waard zijn, maar de heer van Wijngaarden nam het op in zijn eigen stenenverzameling.
Na het doorlopen van een tweetal technische studies, rondt de jonge Huug van Wijngaarden halverwege de jaren vijftig met lof zijn studie weg- en waterbouwkunde af.
Ten tijde van de naoorlogse wederopbouw is het vinden van een baan voor hem geen kunst. Als jonge ingenieur gaat hij in dienst bij Rijkswaterstaat in Arnhem bij de directie Bovenrivieren.
Het is gebruikelijk dat ingenieurs regelmatig worden overgeplaatst. Zo komt hij tien jaar later in Dordrecht terecht. Hier vervolgt hij zijn loopbaan als arrondissementsingenieur in de directie Benedenrivieren. In zijn functie trekt hij er graag met de dienstboot op uit om terreinen te verkennen en inspecties rond de grote rivieren uit te voeren. Naast de vaste bemanning van de kapitein, een matroos en een kok zijn er vaak ook medewerkers en gasten, zoals burgemeesters en wethouders, aan boord.
Op deze verkenningstochten staat ook regelmatig een bezoek aan de baggerwerkzaamheden op het programma. Aan boord van de baggerschepen die de waterwegen bevaarbaar moeten houden, ziet hij vele bodemvondsten naar boven komen. Deze vondsten kunnen als archeologisch materiaal worden gemeld en worden aan boord in een zogenaamde ‘stenenkist’ bewaard. Zijn oog valt op iets dat zich tussen het vers opgebaggerde rivierslib schuil houdt. Het kleine voorwerp wekt zijn interesse.
"Uit de rivierklei van de Beneden-Merwede bij Dordrecht."
Als aandenken aan één van de mooiste perioden uit zijn loopbaan, krijgt het kruikje een prominente plaats in zijn woonkamer.
Het kind dat niet stil kon zitten
“Daar heeft het altijd gestaan. Bovenop de boekenkast." Vanaf de ronde tafel wijst mevrouw Poutsma naar de vaste plek van haar ‘museumstuk’. In deze kamer en suite valt overigens veel te bewonderen. De muren worden voor een groot deel ingenomen door schilderijen. Met kleurrijk werk van mevrouw Poutsma zelf, maar met hier en daar ook een wat meer gedateerd olieverfschilderij dat door haar moeder is gemaakt. Een laaghangende winterzon draagt bij aan een huiselijke ambiance.
“Mijn ouders hebben dit huis in de jaren dertig laten bouwen en zijn er altijd blijven wonen. Ik heb er mijn hele jeugd gewoond.
Na het overlijden van mijn ouders in 1994 zijn mijn man en ik van Paterswolde weer naar Haren teruggekeerd. Toen we hier in mijn ouderlijk huis kwamen wonen, vermengden zich twee huisraden: die van onszelf en die van mijn ouders. Die boekenkast is dus nooit van zijn plek geweest.”
“Mijn vader hield van kunst en steunde vaak jonge kunstenaars door iets te bestellen en zo was ik drie jaar oud toen mijn vader een kunstenaar de opdracht gaf mij in klei uit te beelden. Daar is dit roodbruine borstbeeld uit voort gekomen en het heeft daarna mijn hele jeugd op die boekenkast gestaan. Daar trof ik het beeld ook weer aan toen wij opnieuw in dit huis kwamen wonen. Pas toen vroeg ik me af: wie zou het beeld toch eigenlijk gemaakt hebben? Het was al die jaren niet in me opgekomen het aan mijn ouders te vragen."
Wie het beeld zou hebben gemaakt, zou altijd een vraag zijn gebleven. Ware het niet dat door een toevallige samenloop van omstandigheden de vraag jaren later toch nog wordt beantwoord. In 2002 wordt mevrouw Poutsma lid van de plaatselijke Vereniging van Huisvrouwen en op een koffie ochtend komt ze in gesprek met mevrouw Rijkhold Meesters. “Gonnie en ik stelden ons aan elkaar voor. Zij had ergens mijn meisjesnaam: Smilde gelezen. ‘Smilde? Kent u dan toevallig ook ene Erna Smilde?’ vroeg Gonnie. Toen ik antwoordde dat ik dat was, begon zij enthousiast te vertellen dat zij was getrouwd met Mattheus Rijkhold Meesters. Als beeldhouwer had hij heel wat werken op zijn naam staan. Maar één specifiek beeld was hem blijkbaar sterk bijgebleven. Meerdere keren had hij Gonnie verteld over dat meisje, Erna Smilde, waar hij in de oorlog met veel plezier een beeld van had gemaakt. Het enige probleem was: dat kind had al die tijd maar niet stil kunnen zitten. En nu bleek dat Gonnie en haar man zich altijd hadden afgevraagd wat er toch van dat kind terecht was gekomen.”
“Dat meisje was ik dus. Thuisgekomen ben ik meteen begonnen met wat speurwerk naar de oorsprong van het beeld. Het was vermoedelijk gemaakt in het atelier van de bekende keramist Anno Smith. In elk geval is het daar in de oven gebakken. Ik kan me er vaag nog wel iets van herinneren. Als klein meisje zat ik bij mijn vader achter op de fiets om naar een atelier te gaan. Daar mocht ik met klei spelen. Dat zal wel voor wat afleiding hebben gezorgd, zodat ik in elk geval een beetje stil bleef zitten.
“Ik zal het die beeldhouwer dus niet al te gemakkelijk hebben gemaakt.”
Bij Gonnie heb ik ook nog wat nader onderzoek gedaan. Samen hebben we in de oude kasboeken van haar man gespeurd en daarin vonden we precies wat we zochten. Het beeld is tussen 24 juli en 10 september 1944 gemaakt en voor het bedrag van fl. 325,-. Nu vraag ik me af of het misschien was bestemd voor mijn Oma, die op 3 oktober jarig was.
Parallel aan het verhaal over dit beeld valt een aantal vermeldenswaardige toevalligheden op. Zo is er op het moment van dit interview in het Groninger museum een tentoonstelling over de keramist Anno Smith, wiens atelier is gebruikt bij het maken van het beeld. Een ander opmerkelijk feit is dat mevrouw Rijkhold Meesters later is verhuisd naar Westerholm en daar in 2008 met een aantal vrijwilligers een tentoonstelling heeft georganiseerd met werk van haar man. In deze collectie kon ‘het kind dat niet stil kon zitten’ natuurlijk niet ontbreken. En zo is het beeld enige tijd geëxposeerd geweest in één van de vitrines van Westerholm. Eveneens leuk te vermelden is dat het werk van Erna’s moeder ook ooit bij Westerholm is tentoongesteld, nadat zij op latere leeftijd een schilder- en tekenclub had opgericht in Haren, de Harense Joffers.
Bovenop de boekenkast staat het borstbeeld sinds de tentoonstelling bij Westerholm weer op zijn oude, vertrouwde plek.
Bekend werk van Mattheus Rijkhold Meesters: het monument in Oterdum, spelende kinderen (Groningen Zonnelaan), zonaanbidster (Groningen Noorderplantsoen), Aletta Jacobs (Sappemeer)
Bekend werk van Anno Smith: de kaasdragers (Groningen, op een gevel aan de Westerhaven).
Handgeschreven memoires vertellen levendige verhalen
In het holst van de nacht rijden ze voorzichtig door de verduisterde straten. In het laadgedeelte van de bakfiets houdt Jozephine zich goed vast. De laatste dagen is ze van het ene adres naar het andere getrokken om in kelders te schuilen, want thuis is het niet meer veilig. De afgelopen vier dagen is er hevig gevochten in de verlaten straten van de stad. Canadese soldaten winnen nu steeds meer terrein en de Duitsers trekken zich terug. Maar het is nog altijd niet gedaan met de strijd.
Elk moment kan ze nu bevallen van hun eerste kind. Haar man Johan zit achter haar aan het stuur en baant zich een weg door de brandende puinhopen van de gehavende straten van Groningen in oorlogstijd. Haar zus Toos loopt met een knijpkat in de hand voorop om de weg nog enigszins bij te lichten. Het ziekenhuis is door de Duitse bezetters in gebruik genomen; daar kunnen ze nu niet terecht. Ze zetten daarom koers richting de Jongensschool in de Butjesstraat dat nu door de nonnen als alternatief hospitaal wordt gebruikt.
Eenmaal aangekomen kruipt Jozephine uit de bakfiets en beklimt met moeite de trappen van de jongensschool. De weeën worden heviger. Ze voelt dat het kind niet lang meer op zich laat wachten. Met haar vuisten bonkt ze op de gesloten deur, in de hoop dat er snel wordt opgedaan. In het duister verschijnt voorzichtig het hoofd van een non om de hoek van de deur. Zodra ze door heeft wat er aan de hand is, laat ze Jozephine snel binnen.
Op de grens tussen oorlog en vrede bevalt Jozephine van een zoon. Frits Wortelboer is het eerste kind dat bij het aanbreken van het ochtendlicht in de stad Groningen in vrijheid wordt geboren. Vanaf het kraambed ziet de kersverse moeder dat de straten nu niet langer verlaten zijn. Mensen komen tevoorschijn om in een uitgelaten stemming de bevrijding te vieren door feestvierend, en met pannendeksels tegen elkaar aanslaand, door de straten te paraderen.
Het is één van de mooie herinneringen die ze heeft. Maar er zijn er meer. Stralend en aanvankelijk nog zonder bril, leest de inmiddels 96-jarige mevrouw Wortelboer enkele passages voor uit haar memoires die zij op latere leeftijd heeft opgeschreven. Van oorlogservaringen tot de belevenissen van haar kinderen op hun weg naar hun volwassenwording. Veel ervan is zorgvuldig vastgelegd. 'Om de kinderen er blij mee te maken, zodat ze het nooit zullen vergeten. Het is leuk als je herinneringen opschrijft. Blije dingen uit het leven, die fijn zijn om te herinneren. En ook bij verdriet zou je dat eigenlijk ook altijd moeten doen'.
Fascinerend schrijfwerk dat met een zwierig handschrift nauwkeurig in boekjes is bijgehouden. Het is opvallend dat er geen woorden zijn doorgekrast alsof de geschreven verhalen in één keer goed uit de pen zijn gevloeid, zonder zich te hoeven bekommeren om woordopbouw of zinsconstructie. Uit het leven gegrepen teksten, die zo verbeeldend werken dat je de gebeurtenissen levendig voor je ziet. Je kunt dan ook weinig anders dan aan haar lippen hangen wanneer diverse voorgelezen fragmenten de revue passeren.
Meerdere boekjes en schriftjes liggen er voor haar uitgespreid op tafel. Eén daarvan is een grijs gemêleerd boekje dat zij van haar kleinkind Remco kreeg. Graag las hij bij zijn oma de vele losse briefjes en notities die zij voorheen in een doos bewaarde. Haar opgetekende overpeinzingen maakten veel indruk op hem en hij was dankbaar dat zij deze met hem wilde delen. Als om haar aan te moedigen daar toch vooral mee door te gaan, kocht hij een aantal jaar geleden het schrijfboekje voor haar in de Nepalese hoofdstad Kathmandu. Zo zet mevrouw Wortelboer het schrijven tot op de dag vandaag nog altijd voort, ook al gaat het nu wat moeilijker. 'De laatste tijd ben ik niet zo vlijtig meer. Het gevoel in de vingers is wat minder geworden', laat ze met enige spijt weten. 'Maar zo nu en dan schrijf ik nog wel eens een overpeinzing in mijn boekje'.